Partiële buitenlandse belastingplicht en einde 30%-regeling

Publicatie: 19 november, 2024

Partiële buitenlandse belastingplicht en einde 30%-regeling

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de 30%-regeling in 2016 is geëindigd. Daardoor is bij een keuze voor partiële buitenlandse belastingplicht box 3-heffing verschuldigd over bank- en spaartegoeden en beleggingen over de periode in 2016 dat de 30%-regeling niet meer van toepassing is.

Een buiten Nederland aangeworven werknemer heeft in 2016 in Nederland gewoond. Hij heeft in 2016 tot en met 31 maart gebruikgemaakt van de 30%-regeling. Daarbij heeft hij de keuze gemaakt om gedurende die periode als partieel buitenlandse belastingplichtige te worden aangemerkt. Hij had zijn eigen bank- en spaartegoeden niet opgenomen in de aangifte IB/PVV 2016. In afwijking van de aangifte, heeft de inspecteur de bank- en spaartegoeden van belanghebbende wel in de aanslag IB/PVV 2016 begrepen voor april t/m december. Dat is de periode dat de man niet langer kan kiezen voor partiële buitenlandse belastingplicht.

Oordeel hof Kiest een ingekomen buitenlandse werknemer, voor wie de 30%-regeling van toepassing is, voor (gedeeltelijke) partiële buitenlandse belastingplicht? En eindigt in een jaar de 30%-regeling? Dan gelden volgens Hof Amsterdam de regels voor buitenlandse belastingplicht. Er is sprake van een nog niet binnenlands belastingplichtige aan het begin van het jaar die de regels voor box 3 voor binnenlandse belastingplicht tijdsevenredig moet toepassen.

Oordeel Hoge Raad De Hoge Raad is het hiermee eens. Het oordeel van het hof is juist en sluit aan bij de strekking van de regeling over partieel buitenlandse belastingplicht in het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 Dat houdt in dat de betrokken tijdelijk naar Nederland gekomen werknemers voor de heffing over de boxen 2 en 3 worden behandeld als waren zij buitenlands belastingplichtig.

Bron: Hoge Raad 15-11-2024, Hof Amsterdam 02-05-2023 (gepubl. 05-07-2023).

Meer nieuws